April 2012: begin dit jaar verscheen postuum  De buurman van de in 2008 overleden J.J. Voskuil. Net als zijn andere boeken is het boek zowel onweerstaanbaar geestig als pijnlijk.

Nu is het met Voskuils boeken zo dat er globaal gezien twee meningen over zijn: of je vindt het te lang, te uitgebreid, te veel het bijhouden van de gebeurtenissen an sich om literatuur te zijn; of je vindt het een briljante inkijk in het menselijk bestaan, aangezien juist die enorme precisie zo genadeloos goed beschrijft hoe bizar mensen in het dagelijks leven met elkaar omgaan – wat het tot literatuur maakt.

Ik behoor tot de tweede groep. Het romantische beeld dat ik ondanks alles van de studie Nederlands had overgehouden na het lezen van Bij nader inzien hing als een licht goudgekleurde waas over mijn eerste studiejaar. De kantoorbanen die ik heb gehad werden opgevrolijkt door de wederwaardigheden van de medewerkers van Het Bureau, die discussies voerden die verdomd veel leken op de discussies op al die verschillende kantoren waar ik heb gewerkt.

Tussen Bij nader inzien en Het Bureau vinden – chronologisch gezien – de gebeurtenissen van het boek Binnen de huid plaats. Wat mij betreft is dit Voskuils mooiste boek, waarin Maarten Koning niemand, maar vooral zichzelf niet ontziet. En nu is er dan het boek dat na Het Bureau komt: De buurman. Bij elkaar dus een kroniek van het grootste gedeelte van een leven, en dan is dit nog niet eens alles wat Voskuil heeft geschreven. Voskuils boeken stonden dicht bij zijn eigen leven, en bij het schrijven ervan maakte hij gebruik van egodocumenten. Dit is een interessant gegeven voor zowel de editeur als de literatuurwetenschapper.

Han Voskuil en Maarten Koning

Een van de eerste dingen die je als student Nederlands leert, is dat je nooit de schrijver en de hoofdpersoon met elkaar mag vereenzelvigen, maar in het geval van Voskuil is genoegzaam bekend dat hij zijn eigen leven tot fictie heeft gemaakt. Waar dan de scheidslijn is, als die al duidelijk zou zijn aan te wijzen, is iets wat mij mateloos fascineert. Maarten Koning is het alter ego van Han Voskuil, maar in tegenstelling tot iemand als Fernando Pessoa, die meer dan twintig alter ego’s koesterde met allemaal een eigen autobiografie, heeft Voskuil er een gecreëerd dat zo dicht bij hem staat als zijn schaduw, met net genoeg ruimte om er fictie van te maken.

Voskuil schreef zijn boeken vanuit een verlangen naar verheldering van zijn eigen leven. Over het vriendschapsthema in Bij nader inzien zegt hij in het in 1991 verschenen Op bezoek bij J.J. Voskuil van Jan Fontijn (p. 9): ‘Onze vriendschap toen was gebaseerd op eerlijkheid. We hadden altijd tegen elkaar gezegd: je hebt volstrekt het recht om over je vrienden te schrijven, zoals ze zijn. Maar goed, vrienden plegen verraad. Ik schreef er over; het was een poging tot zelfverheldering.’ In Tirade (2008/3) vertelde Voskuil aan Rob Fassaert, een voormalig collega van het Meertens Instituut (p.91): ‘Ik kreeg geen rust voordat ik het allemaal opgeschreven had. Het Bureau zat me dwars, omdat ik mijn eigen positie daar niet meer zag. Ik begreep niet waarom het gegaan was zoals ’t gegaan was, kon dat alleen maar begrijpen door alles netjes op een rij te zetten. Volgens mij is dat de enige manier van schrijven die verantwoord is.’

Hieruit blijkt al dat Voskuil het Meertens Instituut en Het Bureau en dus ook zijn eigen leven en dat van Maarten Koning soms door elkaar gebruikte. Het is een beeld dat wordt bevestigd door Benjamin del Canho, een voormalig medewerker van Voskuils uitgeverij Van Oorschot, in dezelfde Tirade (p.92): ‘Als Han over het Meertens Instituut kwam te spreken, dan had hij het over zichzelf als ik. Ging het over een passage uit Het Bureau, dan sprak hij over Maarten, hoewel hij die twee nog wel eens verwarde als hij zich gaande een gesprek meer op zijn gemak ging voelen.’

Lousje Voskuil en Nicolien Koning

De scheidslijn tussen fictie en werkelijkheid wordt door Lousje Voskuil-Haspers, de weduwe van Voskuil, zelfs volledig opgeheven in haar voorwoord in De buurman. In 2001, toen het boek af was, had zij bezwaar tegen de publicatie omdat er zoveel in werd geruzied, maar vooral vanwege het feit dat een van de buurmannen nog leefde. Toen hij overleed, viel dat bezwaar weg: ‘Ik voel mij tegenover mijn overleden man verplicht mij over mijn kleinere bezwaar, het geruzie tussen hem en mij, heen te zetten, en het boek alsnog te publiceren. Het is natuurlijk een prachtig boek.’

De rol van de weduwe van een schrijver is altijd een interessante, maar hier des te meer aangezien het boek ook haar betreft, en wel op een behoorlijk directe manier. Ze had de publicatie voor altijd kunnen verhinderen, ze had er hele stukken uit kunnen schrappen. Er zijn genoeg voorbeelden bekend van weduwen of andere familieleden die delen uit dagboeken weghaalden of manuscripten of brieven vernietigden. Zo zijn alle brieven aan de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen door zijn familie vernietigd en werd er aan het eind van zijn leven een bundel met brieven van hem uitgebracht die door de familiekeuring kwam en de schrijver presenteerde zoals de familie dat wilde. Ik denk overigens niet dat dat bij De buurman gebeurd is, want zowel Maarten als Nicolien worden in dit boek, zelfs nog meer dan in de andere boeken, genadeloos geportretteerd.

Van werkelijkheid tot literatuur

Wanneer naast de schrijver ook diens vrouw fictie en werkelijkheid door elkaar haalt, dient zich de vraag aan waar de werkelijkheid eindigt en de literatuur begint. Die vraag vormt ook het spanningsveld tussen de tegenstanders en de liefhebbers van Voskuil: is het een creatie, is het literatuur, of is het een simpele opsomming van de feiten?

Zoals uit de citaten hierboven blijkt, is het zeker meer dan een opsomming van de feiten. Het is een immense poging tot zelfinzicht, elk boek weer. Niet voor niets creëerde Voskuil het alter ego Maarten Koning, om afstand in te bouwen. Zoals Voskuil in Op bezoek bij J.J. Voskuil zegt (p. 17): ‘ik wilde mezelf beschrijven zoals anderen mij zagen. […] Ik wilde mezelf zien als een vreemde.’

Hoe groot die afstand tussen literatuur en werkelijkheid in feite is zal ooit kunnen worden vastgesteld wanneer Voskuils dagboeken kunnen worden vergeleken met wat hij er in zijn fictie van maakte. Voorlopig kan dat niet, omdat testamentair is vastgelegd dat Voskuils archiefmateriaal tien jaar na het overlijden van Lousje Voskuil mag worden ingezien. Voorlopig moeten we het dus met enkele inkijkjes van anderen doen. Benjamin del Canho merkt in de eerder genoemde Tirade het verschil in kwaliteit op tussen de teksten van Han Voskuil die over Maarten Koning schrijft en de stukken Uit het dagboek van Maarten Koning die volgens Del Canho (vanwege bijvoorbeeld het gebruik van de originele namen in plaats van de schuilnamen van de andere personages) integraal uit zijn eigen dagboek komen. De originele dagboekfragmenten missen volgens hem de literaire kwaliteit van de teksten in boekvorm (p. 100/101). Maar op een editie die dat creëren van afstand inzichtelijk maakt moeten we dus nog even wachten.

Editie

In zo’n editie zou natuurlijk ook de ontstaansgeschiedenis van Voskuils boeken aan de orde komen. Jaap Blansjaar van Uitgeverij van Oorschot gaf me per e-mail alvast een globale inkijk. Ter voorbereiding van Het Bureau liet Van Oorschot bij Voskuil een computer bezorgen – overigens tot groot ongenoegen van diens vrouw. Voskuil schreef zijn boeken vanaf dat moment rechtstreeks op de computer met behulp van zorgvuldig bijgehouden dagboeken, een goed geheugen en documenten uit de betreffende tijd (zoals correspondentie). En gezegend met een hoop verbeeldingskracht (zie Del Canho in Tirade, p. 94/95). Van Het Bureau zijn dus geen handschriften, wel zijn er verschillende van Bij nader inzien.

Het digitale bestand van De buurman kreeg Van Oorschot al in 2001, maar omdat het toch niet gepubliceerd zou worden, bleef het daar ongelezen tot er toch besloten werd tot publicatie. Jaap Blansjaar: ‘In de redactiefase hebben we ons beperkt tot het corrigeren van spel- en tikfouten, onregelmatigheden in de interpunctie, een enkele compositiefout en een zeer beperkte hoeveelheid aperte onjuistheden. Dat alles uiteraard in nauw overleg met Lousje Voskuil.’

Als er ooit een wetenschappelijke editie komt van Voskuils boeken, kunnen we zien wat die onregelmatigheden en aperte onjuistheden waren en wat het overleg met Lousje Voskuil precies betrof. Maar we kunnen dan ook de dagboeken naast de gepubliceerde teksten leggen en zien wat en hoeveel er op welke manier literatuur is geworden is: heeft Voskuil veel weggelaten? Heeft hij, ondanks alle eerlijkheid, zelfcensuur toegepast? Zijn bepaalde stukken anders behandeld dan andere?  Het zal een prachtig project zijn voor een editeur: van dagboek tot roman. Zelden zul je zo dicht bij het ontstaan van een literair werk komen, en dat geldt dan niet alleen voor de bezorger, maar ook voor de literatuurwetenschapper, die er zijn voordeel mee kan doen bij de bestudering van de fascinerende scheidslijn tussen Han Voskuil en Maarten Koning , van Voskuils precieze beschrijvingen en absurde dialogen, van zijn opvattingen over vriendschap en menselijke relaties in het algemeen, kortom, van alles wat Voskuils werk zo bijzonder maakt.

Hester Meuleman
(met dank aan Jaap Blansjaar)

2 reacties op “Voorlopig niet te raadplegen: De buurman van J.J. Voskuil”

  1. […] Meuleman, ‘Voorlopig niet te raadplegen: De buurman van J.J. Voskuil’. Op: Textualscholarship.nl. April […]