Op woensdag 30 mei 2012 werd op de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster het gerestaureerde graf van dichter Jacques Perk (1859-1881) onthuld. De restauratie werd gefinancierd uit het fonds ‘Perzik van Onsterfelijkheid’, dat is ingesteld door de Koninklijke Boekverkopersbond en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Het was niet het eerste wapenfeit van het fonds dat zich inzet voor behoud en herstel van grafmonumenten en -tekens van Nederlandse schrijvers. Vorig jaar werd het graf van Albert Verwey al stijlvol opgeknapt.

Adriana Esmeijer, directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds, benadrukte bij de onthulling van Perks graf het belang van de zerken en zuilen van Nederlandse schrijvers. Ze zijn, net als de boeken, een tastbare erfenis van onze literatuurgeschiedenis. Soms verdwijnen schrijversgraven toch en dat is doodzonde, maar schrijvers waarvoor niemand meer betaalt kunnen net als gewone stervelingen uit hun graf worden gezet. Het overkwam Anna Blaman, op wier steen de volgende dichtregels van haarzelf hadden gestaan: ‘Ik ben gestorven zonder het te weten / want anders had ik mij toch wel verzet’. En verzet was er ook niet toen haar aardse bed op de Rotterdamse begraafplaats Hofwijk na dertig jaar werd opgeschud. Geruisloos geruimd. Het fonds bestond nog niet.

De jonge Perk, die nog maar tweeëntwintig was toen hij aan tuberculose overleed, heeft postuum een beter lot. Aanvankelijk begraven op de Oosterbegraafplaats en later – bij opheffing van die dodenakker – herbegraven op de Nieuwe Ooster, werd zijn graf door weer en wind steeds onleesbaarder. Maar het bleef bestaan en is inmiddels dus hersteld in oude glorie. Ontdaan van tekstcorruptie, zo zou je dat kunnen omschrijven met een term uit een vak dat niet gaat om het herstellen van graven maar om teksten die soms in verval zijn. Ik denk dan meteen aan De donkere kamer van Damokles: de bestseller van Willem Frederik Hermans uit 1958 die later dit jaar op het erepodium van de Nederland Leest campagne wordt gehesen. Voor het in 2010 verschenen deel drie van Hermans’ Volledige Werken werd die roman met zorg ‘gerestaureerd’. Tekstcorruptie werd opgespoord, tal van primaire en secundaire bronnen werden bestudeerd, stapels verschillende drukken werden met elkaar vergeleken en onbedoelde fouten van bijvoorbeeld letterzetters werden hersteld. Ik begin erover omdat ik hoop dat mensen die op literaire bedevaart een gerestaureerd schrijversgraf tegenkomen ook eens in die termen over het werk van een schrijver nadenken. Als iets waar vakkundig voor moet worden gezorgd bedoel ik, omdat op tal van manieren ‘onleesbaarheid’ juist ook dat erfgoed bedreigt, hoeveel exemplaren en verschillende drukken er ook van een werk zijn.

Hermans’ Volledige Werken zijn geen oude letters op nieuw papier en ook geen nieuwe. Eén weloverwogen druk, in het geval van Hermans consequent de laatste die tijdens zijn leven verscheen, dient steeds als basis voor de tekst in de editie. Zo’n gekozen druk, bij De donkere kamer was dat de vijfendertigste uit 1994, wordt vervolgens teken voor teken afgebroken en weer opgebouwd. Een proces waarbij als daar grond voor bestaat op een verantwoorde manier weleens wordt ingegrepen in de tekst. Nauwkeuriger kan er niet voor teksten gezorgd worden. Willem Frederik Hermans is een schrijver zonder graf, maar wel een met een heel oeuvre onder de handen van editeurs. Herstelde schrijversgraven moeten lezers leiden naar herstelde werken, naar goede edities zoals – om er een te noemen – de monumentale editie die Peter de Bruijn maakte van de gedichten van Gerrit Achterberg. Zonder die editie is de kei waaronder Achterberg in Leusden begraven ligt een presse-papier zonder papier.

Kerkhoven en bekende doden hebben op veel mensen een bijzondere aantrekkingskracht. Ook Wolkers-biograaf Onno Blom lijdt aan wat hij zelf de ongeneeslijke ziekte kerkhoftoerisme noemt. Hij vormt met fotograaf Werry Crone al jaren een soort literaire botjesbrigade. Samen de graven van bekende schrijvers langs, Blom met een notitieblokje en Crone met een fotocamera. Onder de bomen bij het graf van Perk presenteerden zij eenentwintig haltes van hun knekeltocht in een mooi vormgegeven miniatuur koffietafelboek O en voorgoed voorbij. Langs graven van Nederlandse schrijvers. Er staan prachtige foto’s in van parkachtige kerkhoven, graven rond kerkjes en soms juist ook heel lelijke begraafplaatsen die midden in woonwijken liggen. Het zijn sprekende beelden, zoals de foto van de twee haast identieke opstaande witte zerken op de besneeuwde dodenakker van Paasloo. Het is het lits-jumeaux van J.C. Bloem, naar wiens beroemde regel de titel van het boekje verwijst, en de veel jongere Clara Eggink, die niet met elkaar en niet zonder elkaar konden. Blom schreef per halte een kort essay met rake typeringen – over Bilderdijk bijvoorbeeld: ‘met afstand de grootste mopperkont uit de vaderlandse letteren’ – die op een plezierige manier aanwakkeren wat je al eerder over de schrijvers had gelezen, maar weer was vergeten. En bovendien bieden de essays een ruime staalkaart van de verschrikkingen en helse pijnen die in veel gevallen gepaard gingen met het verscheiden van de onsterfelijken. Een royaal deel van het aankoopbedrag van O en voorgoed voorbij gaat naar het fonds ‘Perzik van Onsterfelijkheid’, zodat na het graf van Jacques Perk nog meer graven kunnen worden gerestaureerd. Leesbare graven die lezers naar leesbare edities doet grijpen.

Bram Oostveen

2 reacties op “Een leesbaar graf. Jacques Perk in glorie hersteld”

  1. […] Oostveen, ‘Een leesbaar graf. Jacques Perk in glorie hersteld’. Op: Textualscholarship.nl (www.textualscholarship.nl). Achtergrond, juni […]

  2. […] In 1880 bezocht Perk samen met Kloos nogmaals La Roche. Mathilde was er niet, want ze was op dat moment op vakantie in Blankenberge. Hij had trouwens ook geen behoefte om haar te zien. Na nog een misgelopen liefde met de zus van zijn aanstaande zwager, Johanna Blancke, werd Perk eind september 1881 ziek. Op 1 november overleed hij aan een longaandoening. Op 5 november 1881 werd het stoffelijk overschot van Perk jr. begraven op de Oude Oosterbegraafplaats in Amsterdam. In 1900 werd hij herbegraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Onlangs werd het graf in volle glorie hersteld. […]