Deel 11 van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans laat veel aspecten van de intussen gevestigde schrijver zien.

Het deel bevat een bonte verzameling beschouwend proza uit de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Uit het midden van de jaren zestig is Hermans’ eerste essaybundel Het sadistische universum (1964). Het woord ‘essay’ beviel de schrijver overigens niet: hij verbasterde het tot ‘esseej’ en verwierp de gebruikelijke vormen van dit genre. Hermans noemde zijn teksten liever ‘prozastukken’, en hij koos ze uit de honderden artikelen die hij sinds 1945 had geschreven.

Als gelegenheidsuitgave verscheen Machines in bikini (1974), een verhandeling over stroomlijn en techniek die oorspronkelijk met Rudy Kousbroek was opgezet als gezamenlijke &#8211 maar later gestrande &#8211 onderneming. Als bibliofiele editie verscheen in 1976 de verzameling aforismen Dinky Toys, en van een heel ander kaliber was de in de vermomming van de jezuïetenpater Anastase Prudhomme geschreven tekst Annum Veritatis uit 1968, die de draak stak met de opvattingen van de rooms-katholieke kerk over seksuele moraal.

Weer een heel andere Hermans &#8211 recensies waren verrast door de milde en beminnelijke toon &#8211 leerden de lezers in 1969 kennen in het reisverslag De laatste resten tropisch Nederland. De bestemming van de reis waren de Nederlandse Antillen en het geboorteland van Hermans’ echtgenote Emmy, Suriname.

Maar de vertrouwde Hermans keerde een jaar later al weer terug. In de bundel Het sadistische universum 2. Van Wittgenstein tot Weinreb staat de auteur weer venijnig en polemisch midden in het politieke debat, zeker als het gaat om een kwestie die hem nog jarenlang zou bezighouden: de Weinreb-affaire.

Zie voor meer informatie over dit deel ook de begeleidende website van de Volledige Werken.

Comments are closed.