‘Als een letterkundige gaat tellen, gaat het mis,’ constateert Fabian Stolk naar aanleiding van de zojuist verschenen leeseditie van Arthur van Schendel’s Drie Hollandse romans. Of beter gezegd: op grond van de digitale versie van dat boek.

Onlangs werd me gevraagd een recensie te schrijven van een nieuw deel van wat nog steeds de Deltareeks heet: Arthur van Schendel, Drie Hollandse romans; De waterman, Een Hollands drama, De grauwe vogels. Bezorgd door Hans Anten, Wilbert Smulders en Joke van der Wiel (Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam 2010). Omdat er wat haast achter zat en het boek nog niet verschenen was, kreeg ik de beschikking over de gereviseerde tweede proef. Een digitale versie daarvan!

Op het moment dat ik dit schrijf, ben ik nog bezig de editie te beoordelen: ik wil daartoe minstens nog een van de romans (plus annotaties) lezen, namelijk degene die ik nog nooit eerder las, De grauwe vogels. Over de kwaliteit van de editie, inclusief nawoord, annotaties en verantwoording, kan ik nu dus nog niks zeggen. Maar ik kan hier wel alvast lucht en woorden geven aan een kleine struikeling, die ik waarschijnlijk niet op kan nemen in de uiteindelijke recensie (als het gezag van het Platform Teksteditie het toestaat, biedt het internet de mogelijkheid tot revitalisering van wat vroeger de overheerlijke rubriek ‘Bladvulling’ heette).

Het ‘Nawoord’ van Drie Hollandse romans levert materiaal voor mijn nooit als zodanig gepubliceerde promotiestelling: ‘als een letterkundige gaat tellen, gaat het mis’. Deze stelling benoemt een verrukkelijke eigenaardigheid van de letterkundige neerlandistiek: het essayistisch karakter. Juist wanneer een alfa grijpt naar beta-metaforen, blijkt dat karakter.

In het ‘Nawoord’ schrijven de Van Schendel-bezorgers: ‘Opmerkelijk is de frequentie waarmee het woord “helder” in deze romans voorkomt, in allerlei betekenisnuances.’ (510) Bij deze mededeling zijn enige kanttekeningen te maken, waarmee een digitaal blad te vullen is.

Allereerst gaat het in het citaat vermoedelijk niet letterlijk om frequentie (het aantal malen dat een verschijnsel zich voordoet per tijdseenheid, of per bladzijde of iets dergelijks). Ik denk dat het editoriaal trio het aantal malen tout court bedoelt dat het woord voorkomt. In de tweede plaats vergeten ze te noteren hoe vaak dat woord dan daadwerkelijk voorkomt in de romans, en of er een verschil is tussen de aantallen per roman, en of die aantallen opvallen in relatie tot de aantallen gemeten in andere romans, bijvoorbeeld die uit de zogenoemde Italiaanse periode van Van Schendel. In de derde plaats vergeten ze op te merken hoe de verhouding is tot de ‘frequentie’ van andere woorden.

Ik ga hier niet al deze lacunes opvullen (dat zou het bestek van een bladvulling te buiten gaan), maar een aanzet wil ik wel geven. Het woord ‘helder’ (inclusief verbuigingen afleidingen ervan en samenstellingen ermee, maar uitgezonderd het voorkomen ervan in de plaatsnaam ‘Den Helder’, die eenmaal genoemd wordt in De waterman) komt 47 maal voor. Dat is bij deze dus niet onopgemerkt gebleven. Ik dank Adobe op mijn blote knietjes, want het maakt de klus van het tellen tot een fluitje van een eurocent.

Gestimuleerd door de leerzame beschouwing van het calvinistisch gedachtengoed in deze romans, die de bezorgers ten beste geven in het nawoord, heb ik een antipode van ‘helder’ ook maar geteld. Zo kan het getal 47 wat reliëf krijgen. Welnu: ‘grauw’ komt slechts 31 maal voor, waarvan zesmaal in De grauwe vogels (titelvermeldingen heb ik buiten de telling gelaten, het gaat om de samenstelling van de romanteksten). Dat betekent dat ‘grauw’ in De waterman en in Een Hollands drama gemiddeld 12,5 keer voorkomt; dat is ruim tweemaal zoveel als in de roman die – nota bene – De grauwe vogels heet.

Nog interessanter wordt het tellen van het voorkomen van een intuïtiever gekozen antipode van ‘helder’: ‘kwaad’ komt in dezelfde grauwe teksten maar liefst 120 maal voor! Niet minder opmerkelijk, lijkt me. Of wel?
Wie een vergelijkbare speurtocht wil uitvoeren op grond van eigen vooronderstellingen en preoccupaties, zal wat betreft deze Van Schendel-editie zijn toevlucht nog moeten zoeken tot het potlood en een notitieblok en vele avondlijke uren (of mij vragen die pdf van de proef illegaal door te sturen), want Drie Hollandse romans wordt alleen een papieren boek, als ik het wel heb. Van een andere verspreiding wordt in de proef althans niet gerept. En ook de Deltawebsite meldt – daags voor het fysieke verschijnen van de editie – alleen van voornemens tot en plannen voor ‘een tamelijk radicale koerswijziging’ (heerlijk, die nuance, waar je toch wacht op een onbetamelijke nieuwe koerskeuze):

‘De klassieke canonieke teksten van de Nederlandstalige literatuur zullen op een veel toegankelijker manier dan tot nu toe beschikbaar gemaakt worden voor onderwijs, handel en wetenschap. Er zal een serie herkenbare uitgaven van canonieke teksten uit de Nederlandstalige literatuur in verschillende verschijningsvormen op de markt worden gebracht. Verscheidene reeksen worden opgezet: een wetenschappelijk verantwoorde/digitale variant, een publieksuitgave, dat wil zeggen een zo toegankelijk mogelijke goedkope, aantrekkelijke handelseditie, die breed wordt verspreid (bijvoorbeeld verantwoorde hertalingen), en een editie die geschikt is voor het onderwijs, waarvan afgeleide producten gemaakt kunnen worden.’

Die wetenschappelijk verantwoorde/digitale variant, daar zit ik op te wachten. Naast het boek! Ik wil echt ook gewoon een papieren boek, om te lezen, en voor in de kast. Maar als ik over een boek moet nadenken, als ik er patronen in wil ontdekken, als ik een stukje erover moet schrijven, als ik een editeur kritisch op de vingers wil kijken, dan heb ik graag daarnaast de beschikking over een digitale variant van de tekst, lang voordat de onvolprezen DBNL de auteursrechtelijk ingeperkte kans krijgt de hele boel in het verre Oosten over te laten tikken. Een echte XML via een alleen voor een select editietechnisch en anderszins literairwetenschappelijk publiek toegankelijke portal, maar een pdf-je is ook al een grote stap voorwaarts. Kleine moeite lijkt me; boeken worden toch al digitaal gemaakt.

Fabian R.W. Stolk
Utrecht, 19 april 2010