Editeurs zijn eekhoorns die nootjes verzamelen. Leuke beeldspraak, vindt Jan Gielkens. En hij kraakt er, geheel overeenkomstig zijn soort, meteen maar een pondje gemengd doorheen.

Er stond weer eens een portret van een editeur in een boek: wij zijn eekhoorns die nootjes verzamelen.* Leuk. Zo’n opmerking past goed bij allerlei aforistische opmerkingen over voetnoten van andere mensen die nooit een serieuze noot hebben gemaakt, zoals Gustave Flaubert en Kees Fens. Fens laat in zijn column over Harry Pricks Van Deysselbiografie wel zien dat hij weet hoe voetnoten horen te functioneren, maar dan moet hij ook voorzichtig zijn met het relativeren van dit onmisbare bouwsteentje van wetenschappelijk werk. Want Fens kon het zich permitteren om ze weg te laten, wij editeurs, metselaars van het minder lichte werk, kunnen dat niet.

Zullen we het eens over een klein maar belangrijk onderdeel van de nootjes hebben, namelijk de bibliografische verwijzing? Wie veel rondleest in wetenschappelijk en halfwetenschappelijk werk weet dat er vele mogelijkheden zijn om een bibliografische noot te maken. Elke redactie heeft haar eigen systeem, elke discipline heeft zijn eigen mores. Maar een algemene eis aan bibliografische vermeldingen is toch dat ze binnen een systeem consistent moeten zijn. De volgorde en de redactionele en typografische vorm van een bibliografische vermelding geven de gebruiker houvast.

Laten we eens wat bestaande bibliografische noten als voorbeelden nemen:

Trino Flothuis, ‘Nederland gaat een ramp tegemoet’, in: Haagse Post, 31 december 1966.

Dit is een net exemplaar. Auteur, komma, titel tussen aanhalingstekens, afgesloten met een komma, dan ‘in’ met dubbele punt, het periodiek cursief, weer een komma, en de publicatiedatum voluit geschreven. Kan zo in mijn style-sheet.

Nog een:

Ethel Portnoy, ‘De carrière van Wilhelm Reich’. In: Randstad nr. 1, 1961, p. 29-67.

Die is ook netjes, en ik persoonlijk geef zelfs de voorkeur aan zo’n ‘In’ met een hoofdletter na een punt. Ik zou voor ‘nr.’ een komma zetten, en ook ‘afl.’ gebruiken in plaats van ‘nr.’, maar dit kan wat mij betreft wel.

Nog een met een tijdschrift:

W.F. Hermans [Camille Houckaert] ‘Weverberg, de bedrieger’. In: Podium 18 (1963-1964) 10 juli-augustus 1964, p. 469-477.

Dit wordt al minder. Wie niet beter weet denkt dat Camille Houckaert de echte naam is van W.F. Hermans. Maar bibliografisch gezien is Camille Houckaert de auteur, en dat is een van de vele pseudoniemen van Willem Frederik Hermans, die zich overigens vanaf een bepaald moment alleen als W.F. Hermans aanduidde wanneer hij niet-literair publiceerde. De oplossing hier zou dus zijn: Camille Houckaert [= Willem Frederik Hermans], en dan een komma voor de titel. De rest zou wat mij betreft nog wat komma’s nodig hebben die de verschillende informatieve onderdelen van elkaar scheiden, want nu zou je kunnen denken: is dit nu een aflevering van 10 juli tot augustus, of is dit aflevering 10 van de maanden juli en augustus? De maanden tussen haakjes had dit opgelost.

Dan deze:

‘Dienen de Franse verkiezingen nog ergens voor? Wat is het verschil tussen een Kennedy-syndroom en een De Gaulle-fixatie?’ Leopold de Buch in: Vrij Nederland, 4 maart 1967.

De auteur na de titel? Zo kom je het niet vaak tegen. Er bestaat hier een variant van, met een komma na de auteur, maar dat maakt het niet echt beter:

‘Les Pays-Bas. Entre l’Europe et la mer’. Pierre Brachin, in: Le Monde, 11 maart 1965.

Als er boeken vermeld moeten worden, wat zijn dan de mogelijkheden? Dit bijvoorbeeld:

Willem Frederik Hermans, King Kong gevolgd door wat Nederland niet op de televisie mocht zien (Amsterdam 1972)

Daar is niet veel op aan te merken. Op deze volgende dus ook niet, zou je kunnen denken als je niet zo goed thuis bent in de Duitstalige aardrijkskunde of de Duitse uitgeverswereld:

Ludwig Wittgenstein, Philosophische Untersuchungen (Suhrkamp 1971)

Suhrkamp is dus geen Oostenrijkse plaatsnaam maar een Duitse uitgever. De naam van de uitgever noemen kan informatief zijn, maar echt nodig voor het lokaliseren van een publicatie ter controle van wat de auteur beweert is dat niet. De plaats van uitgave daarentegen is eigenlijk wel noodzakelijke basale informatie. Te minimalistisch is dan ook deze:

Brieven van Johan Thorn Prikker (1897)

Eerder onminimalistisch is:

Les Chats, tekeningen van Maurice Siné. Uitgave 1959, Pauvert.

Is dat ‘tekeningen’ een onderdeel van de titel? Dan zou het cursief moeten. Maar de titel is Frans, dus dat zal wel niet. En is Pauvert een plaatsnaam of een uitgever? Is ‘Uitgave’ een uitgever of een plaatsnaam? Hier loopt bibliografische en toegevoegde informatie door elkaar.

Persoonlijk ben ik overigens niet zo voor de plaats en jaar van uitgave tussen haakjes, maar voor een komma of een punt na de titel en dan plaats en jaar zonder haakjes. Een komma tussen plaats en jaar van uitgave hoeft niet, maar zou kunnen. Een dergelijke oplossing zou er zo uit kunnen zien:

Wittgenstein. Presentation, choix de textes, bibliographie. Gilles-Gaston Granger, 1969

Zou kunnen, maar alleen als Gilles-Gaston Granger een plaatsnaam is, maar dat is niet zo. Gilles-Gaston Granger is de auteur, die dus, dat hadden we al gezien, beter voorop kan staan. En het is ‘Présentation’, niet ‘Presentation’.

Maar goed. Het belangrijkste wat ik u met deze overpeinzingen wil meegeven is dit: er kan heel veel in notenland, je moet het alleen niet allemaal in één boek uitproberen. Zoals de aanbieder van de gemengde noten hierboven dat wel deed.**

Jan Gielkens

*Willem Otterspeer, Hermans in hout. De Canadese avonturen van Willem Frederik Hermans. Amsterdam: De Bezige Bij/Willem Frederik Hermans instituut, 2010, p. 217. (terug naar tekst)
**Willem Otterspeer (ed.), Machines en emoties. Willem Frederik Hermans, Rudy Kousbroek, Ethel Portnoy. Een briefwisseling. Amsterdam: De Bezige Bij, 2009. (terug naar tekst)