Samenvatting

Peter Robinson, een pionier van de digitale kritische editie, heeft een boeiend stuk geschreven over het in zijn ogen teleurstellende succes van de digitale kritische editie. Als wegbereider van het eerste uur had hij in de voorbije tien jaar een volledige omwenteling verwacht. Die is er niet gekomen: in de wereld van de kritische edities is de papieren uitgave nog steeds toonaangevend, en tot Robinsons teleurstelling is de goodwill van de academische uitgevers voor elektronische edities inmiddels vervlogen.

Niettemin blijft de academische wereld overtuigd van de superioriteit van de digitale editie, aldus Robinson:

Alleen leidt die erkenning maar niet tot de verhoopte doorstroom naar de gevestigde academische praktijk. Peter Robinson ziet daarvoor de volgende redenen:

1. Het gebrek aan onmiddellijk bruikbare software om te collationeren en te editeren. Robinson, de maker van Collate, zegt over zijn programma: “It is not quite true that I am the only person in the world who can use Collate […] but it is uncomfortably close to the truth.”

2. De complexiteit van de codeerstandaarden. De gemiddelde editeur heeft tijd noch zin om zich te verdiepen in de wereld van de tekstcodering, meer bepaald in XML en de afgrondelijke complexiteit van de TEI Guidelines.

3. Het gebrek aan publicatiemogelijkheden, of beter gezegd: de problematische aansluiting bij de traditionele publicatiekanalen. Bij gebrek aan belangstelling van de gevestigde uitgevers, is de digitale editeur wel gedwongen om zelf een publicatiestructuur op te zetten — wat technisch nog veel complexer is dan een editie maken — of aansluiting te zoeken bij een organisatie die over een dergelijke structuur beschikt — en volgens Robinson zijn die organisaties daar om vage institutionele redenen doorgaans niet toe bereid.

De oplossing ligt niet in nog meer praktische cursussen over digitaal editeren — er zijn al genoeg pogingen gedaan volgens hem. Hij ziet meer heil in een alomvattend online systeem voor collatie, variantenanalyse en editie en zoekt nu geld om zo’n systeem te bouwen. Voor de publicatie meent hij dat een abonnementssysteem nuttig kan zijn: een agentschap heeft dan een breed aanbod aan kwalitatief hoogstaande digitale edities onder zijn hoede en gebruikers kunnen die tegen betaling raadplegen. Een dergelijk model is nu reeds succesvol voor woordenboeken en encyclopedieën.

Opmerkingen

Robinsons analyse van het gebrek aan succes van de digitale kritische editie is treffend. Zijn visie op de principiële obstakels voor dat succes, is in bepaalde opzichten minder overtuigend. Zo zijn de volledige TEI Guidelines misschien wel complex, maar precies daarom is er zoiets als TEI Lite, een zeer begrijpelijke en bruikbare vereenvoudigde versie van TEI, die behoorlijk succesvol is.

Het is tevens juist dat er te weinig onmiddellijk bruikbare hulpmiddelen voor editeurs zijn, maar het lijkt erg ongelukkig om dan maar een “programma dat alles kan” te gaan ontwikkelen. Het is allesbehalve gemakkelijk om software te maken die tegelijk complexe taken uitvoert, betrouwbaar is en handig werkt. Robinson zou dat kunnen weten op basis van zijn ervaringen met Collate, dat na jaren van ontwikkeling wel werkt, maar niet foutvrij is en evenmin gebruiksvriendelijk. Is het dan wel realistisch om te kiezen voor een nieuwe en nog veel meer omvattende applicatie? Het laatste waar de digitale editeur op zit te wachten, is nog een programma dat half afgewerkt wordt achtergelaten.

Ondanks Robinsons sombere visie zijn er heel wat meer XML-editors beschikbaar dan vroeger, waarvan sommige het gebruik van een traditionele tekstverwerker dicht benaderen. Overzichten produceren van de verschillen tussen twee teksten is een typisch informaticaprobleem, waar al tientallen jaren onderzoek naar wordt gedaan en waarvoor talrijke hulpmiddelen beschikbaar zijn. Programmeurs gebruiken die dagelijks om code te onderzoeken. De alomvattende oplossing waar Robinson naar streeft, kan wellicht efficiënter worden gerealiseerd door bestaande componenten die hun betrouwbaarheid hebben bewezen, te bundelen en te integreren dan door alles van de grond af op te bouwen.

Het (C)HI kan daar een rol in spelen, al dan niet in samenwerking met andere instellingen (zoals het CTB), bijvoorbeeld door een oriënterende tekst en een aantal werkinstrumenten aan te bieden die een onderzoeker in staat stellen om relatief snel resultaat te boeken:

Om een dergelijk pakket samen te stellen, is het nodig naar een zekere eenvormigheid te streven en keuzes te maken: over de documentstructuur en de codering, de editor waarvoor er macro’s worden gemaakt, de manier waarop de documenten worden weergegeven enzovoort. Zo’n selectie is altijd vatbaar voor kritiek, maar ze creëert wel de duidelijkheid waaraan beginnende gebruikers behoefte hebben.

Geplaatst in agenda, weblog digital humanities

Comments are closed.