Een motto in Nader tot u van Gerard Reve bezorgde vele onderzoekers, onder wie biograaf Nop Maas, al jaren heel wat hoofdbrekens. Bram Oostveen komt met het verlossende antwoord.

‘An unhappy childhood is a writer’s gold mine’, dat is het motto van de ‘Brief uit het huis genaamd “Het Gras”’ van Gerard Kornelis van het Reve, die in januari 1966 in Tirade verscheen en later werd opgenomen in Nader tot u (1966). Nop Maas wijdt in Gerard Reve. Kroniek van een schuldig leven. Deel 2 – De rampjaren1962-1975 (2010) op pagina 255-256 bijna een halve pagina aan dit motto en aan het feit dat blijkbaar niemand de precieze herkomst ooit heeft weten te achterhalen.

Tirade 10 (1966), afl. 109 (januari), p. 3.

Maas schrijft: ‘Dit motto heeft onderzoekers, en ook de auteur, in de loop van de tijd heel wat hoofdbrekens gekost […]. Reve zelf meende zich te herinneren dat hij het in de jaren vijftig gelezen had bij de Amerikaanse essayist Leslie Fiedler. Maar hoewel deze opstellen gepubliceerd heeft, waarin de lezer elk moment verwacht de gezochte mededeling tegen te komen, is ze in zijn werk niet teruggevonden. Ook Fiedler zelf herkende, desgevraagd, de zin niet als van hem afkomstig.’ Eerder merkt Maas op dat het motto ‘misschien gelezen moet worden als de titel van het erop volgende gedicht’ en dus niet als het motto van de brief. De manier waarop de brief in Tirade afgedrukt staat en ook in de eerste druk van Nader tot u ondersteunt deze twijfel.

Een voetnoot bij dat ‘meende te herinneren’ van Reve ontbreekt bij Maas. Wat daarin had kunnen staan is een citaat uit Reve’s brievenverzameling Ik had hem lief (1975), pagina 91: “‘An unhappy childhood is a writer’s gold mine.” Dat schreef Leslie Fiedler, citerend of als eigen vinding, ca. 20 jaar geleden in The Partisan Review, & het is mij altijd bijgebleven.’ (p. 91). Belangrijk is de informatie dat Reve de zin in het Amerikaanse periodiek Partisan review las. Reve haalde het motto overigens wel vaker aan, bijvoorbeeld in een interview met John Bakkenhoven dat is opgenomen in In gesprek (1980), p. 197. Ook dan schrijft hij het toe aan Leslie Fiedler, dit keer zonder Partisan review te vermelden.

Het zit Maas duidelijk niet lekker dat hij het motto niet kan thuisbrengen:

‘Op het internet wordt de uitspraak – of een variant met in plaats van “goldmine”: “(whole) capital” – toegeschreven aan auteurs als Charles Dickens, Graham Greene en Angus Wilson, maar steeds zonder bronvermelding. Hanny Michaelis meende zich te herinneren dat Reve de zin ontleende aan het onderschrift bij een aantekening van James Thurber. Maar de ware afkomst van het citaat bleef tot nu toe onopgelost.’

Ook Willem Frederik Hermans kende het citaat. In een interview met Ischa Meijer in 1970 voor HP-magazine (in 1979 opgenomen in Scheppend nihilisme. Interviews met Willem Frederik Hermans), zegt Hermans: ‘Niet door mij opgediept hoor, door Van het Reve…’ Maas is het bij zijn zoektocht op internet vast tegengekomen, want de hele bundel staat online. De interviews zullen worden opgenomen in de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans. Het citaat moet daar geannoteerd worden en dat had ik toevallig al gedaan. Veel ‘hoofdbrekens’ had dat niet gekost.

Net als Maas zocht ik op het internet, zoals ik wel vaker doe om citaten in het beschouwend werk van Hermans thuis te brengen. Met Google Books en de zoekterm: ‘unhappy childhood gold mine’ boekte ik snel resultaat. De eerste hit luidde ‘Nader tot u – pagina 91’, dan volgde een drietal hits van na 1966 die naar mijn beoordeling niet interessant waren, maar toen: ‘Partisan review, Volume 16 – Pagina 754’ met daaronder ‘John Reed Club. New York Branch – 1949’. Reve had zijn motto dus, zoals zelf gezegd en geschreven, wel aan een stuk in Partisan review ontleend. Had hij zich dan misschien alleen in de naam van de schrijver vergist? De oplossing was eenvoudig: in de bibliotheek de betreffende jaargang aanvragen en naar pagina 754 bladeren.

Partisan review 16 (1949), afl. 7 (juli), p. 754.

Partisan review was een Amerikaans periodiek dat gewijd was aan politiek en literatuur. Reve kende het tijdschrift en had ooit zelfs geprobeerd er een Engelse vertaling van zijn novelle De ondergang van de familie Boslowits in gepubliceerd te krijgen. Leslie Fiedler schreef, in ieder geval in de jaargang die ik doorbladerde, regelmatig voor het tijdschrift, maar de bijdrage waar Reve zijn motto aan ontleende was niet van hem.

De herkomst van het motto is een boekbespreking met de titel ‘Twenty-seven stories’ door Isaac Rosenfeld, die ook regelmatig bijdragen aan het periodiek leverde. Het betreft een recensie van Nineteen stories (1949) van Graham Greene en A tree of night and other stories (1949) van Truman Capote in de juli-aflevering van 1949, pagina 753-755. De volledige zin luidt: ‘An unhappy childhood is a writer’s gold mine, and one valuable thing Greene gets out of it is an honest basis for his stories.’

Waarom vond Maas dit niet? Omdat hij Van het Reve verkeerd citeert vermoedelijk. Reve schreef ‘gold mine’, maar Maas citeerde ‘goldmine’ en zocht mogelijk ook met dat woord. Of misschien kende Maas de mogelijkheden van Google Books niet, waar Marc van Zoggel eerder op dit platform over schreef in zijn stuk ‘De citerende Hermans en Google Books’. Hoe het ook zij: de ware afkomst van het citaat is nu opgelost.

Bram Oostveen

2 reacties op “A writer’s gold mine”

  1. […] Oostveen, ‘A writer’s gold mine’. Op: Platform Teksteditie […]

  2. Alexander Jansen says:

    Dank aan Bram Oostveen! Ik kende dit citaat, maar kon nergens de herkomst vinden.
    A.J.