De Digital Humanities conferentie werd dit jaar gehouden in Hamburg. Peter Boot keek of de conferentie het motto van ‘Digitale diversiteit’ wist waar te maken

 

Vorige week werd in Hamburg de jaarlijkse Digital Humanities conferentie gehouden. Zoals altijd was het een leerzame en inspirerende bijeenkomst. De conferentie wordt ook steeds groter, met inmiddels vijf parallelle tracks. Een grote variëteit aan digitale methoden passeerde de revue. Toch is de vraag of het motto van de conferentie (‘Digital Diversity: Cultures, languages and methods’) helemaal werd waargemaakt.

Voor wat betreft de aanwezigen geldt in elk geval dat het nog steeds heel overwegend om een blank en Westeuropees/Noordamerikaans gezelschap gaat. Er is een groeiende groep aanwezigen uit Japan en Taiwan (de afsluitende keynote werd gehouden door een Japanner, Masahiro Shimoda), maar continentaal Azië, Latijns-Amerika en Afrika ontbreken vrijwel geheel. Voor wat betreft de bestudeerde culturen geldt hetzelfde, hoewel minder sterk: er is traditioneel redelijk wat aandacht voor boeddhistische teksten, bronnen voor de Chinese geschiedenis kwamen aan de orde, er waren twee lezingen over Arabische onderwerpen. De rest van de wereld komt aan de orde bij het onderwerp ‘documentatie van bedreigde talen’. De aandacht voor de Engelse taal en cultuur blijft volstrekt buitenproportioneel, ook doordat niet-Engelstalige onderzoekers vaak een Engels onderwerp bestuderen.

Organisatorisch wordt Digital Humanities wel een steeds internationaler onderneming. Stond de conferentie vroeger bekend als ‘ALLC/ACH’, de afkortingen van respectievelijk de Europese en de Amerikaanse organisaties voor Humanities Computing, tegenwoordig wordt de conferentie georganiseerd door de Alliance of Digital Humanities Organisations, die inmiddels ook een Canadese, een Austraal-Aziatische, een Japanse en binnenkort een Duitstalige organisatie omvat.

Het aspect van diversiteit waaraan het makkelijkst inhoud valt te geven is diversiteit qua methoden en onderwerpen. Er waren sessies over theoretische vraagstukken maar ook trainingsbijeenkomsten voor bepaalde tools, er was aandacht voor de geschiedenis van de Digital Humanities en voor de rol van Digital Humanities in het onderwijs. Dankzij de introductie van een  ‘short paper track’ konden meer papers dan ooit een plaats krijgen in het programma.

Daarmee is over de kwaliteit en het belang van die papers natuurlijk nog weinig gezegd. Naar mijn mening had de selectie wel wat strenger gemogen: er waren te veel papers die niet duidelijk wisten te maken wat nu eigenlijk de wetenschappelijke relevantie van het gepresenteerde werk was. Een aantal papers was ook te duidelijk het werk van studenten met nog onvoldoende overzicht van het terrein.

Dat neemt niet weg dat ik ook een aantal presentaties heb bijgewoond die buitengewoon spannend en inspirerend waren, en volgens de wetten van de statistiek moet ik er nog veel meer hebben gemist. Glenn Roe presenteerde veelbelovende technieken voor het opsporen van intertextualiteit en paste die toe op de invloed van Voltaire in de Encyclopédie; Matthew Jockers keek op basis van topic analysis naar beïnvloeding tussen 3000 19e-eeuwse romans en liet intrigerende visualisaties zien; Tara Andrews onderzocht nieuwe technieken voor het vaststellen van stemma’s  (afstammingsrelaties) tussen middeleeuwse handschriften; een aantal Finse onderzoekers liet zien hoe gedetailleerde codering van eigenschappen van vroegmoderne titelpagina’s gebruikt kon worden voor visualisatie van de strategieën van verschillende drukkers; Ana Lucic toonde dat auteurschap van filmbesprekingen op IMdb kon worden voorspeld op basis van de grammaticale structuren die werden gebruikt rond persoonsnamen; Sudheendra Hangal liet hulpmiddelen zien voor het exploreren van email collecties, speciaal voor musea en archieven die de digitale nalatenschap beheren van schrijvers en kunstenaars.

Een opvallende trend, vond ik, was de beperkte aandacht voor digitale edities. Bij vorige Digital Humanities bijeenkomsten waren de digitale editie en de rol van TEI vaak een belangrijk onderwerp. Misschien wordt de editie steeds meer een onderdeel van grotere collecties en TEI meer een vanzelfsprekend stuk van de infrastructuur. Een ander opvallend verschijnsel vond ik het toenemend belang van technieken voor topic analysis – terwijl die technieken eigenlijk nog tot weinig in staat zijn.

Samenvattend: ondanks de beperkingen die zijn aan te wijzen blijft Digital Humanities toch de beste plaats voor iemand die zich op de hoogte wil stellen van wat er in de digitale geesteswetenschappen omgaat. Daarvoor zijn de inhoud en niet te vergeten de verzamelde fine fleur van de digital humanities divers genoeg.

Peter Boot