In 1911, bijna 130 jaar na de eerste uitgave, herrees de briefroman Sara Burgerhart op het toneel. In dat jaar werden namelijk meer dan 100 voorstellingen gegeven van een toneelbewerking die zelfs de aandacht van koningin Wilhelmina wist te trekken. Het is een van de interessante uitkomsten van het onderzoek dat op het Huygens ING is verricht in het kader van het project Circulation of Dutch Literature (CODL).

Teksten bewegen, circuleren en leiden een eigen leven. Wij komen bekende verhalen uit de literatuur steeds opnieuw tegen: als tekstuele bewerkingen, als filmbewerkingen, als beeld- of geluidsmateriaal, of bewerkt tot hoorspel, opera of toneelstuk. Ook vertalingen kunnen in zekere zin als bewerkingen van teksten beschouwd worden. Het zijn allemaal kanalen via welke een literaire tekst door de eeuwen heen kan voortleven en blijven circuleren.

De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken, de eerste Nederlandse briefroman, is een tekst waarvan de circulatie tot en met de dag van vandaag gevolgd kan worden. Het is tevens een van de casusteksten van het NWO-project ‘Het is niet onopgemerkt gebleven. An International Network Studying The Circulation of Dutch Literature’ (CODL). Dit project richt zich op de overdracht en verwerking van Nederlandse literatuur binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Ongeveer honderd samenwerkende onderzoekers en neerlandici uit meer dan vijftien landen brengen de verspreidingsgeschiedenis en receptie van elf teksten uit de Nederlandse literaire canon in kaart.

Er is al eerder onderzoek gedaan naar het voortleven van Sara Burgerhart. Dat blijkt uit een uitgebreide bibliografie die P.J. Buijnsters in 1980 heeft opgenomen in de inleiding op zijn wetenschappelijke uitgave van de briefroman. De middelen om (bibliografisch) onderzoek te doen zijn sindsdien behoorlijk verbeterd. CODL biedt ruimte voor een nauwkeurigere bestudering van de verspreiding van het verhaal en ook voor het vervaardigen van nieuwe bewerkingen, vooral in de vorm van vertalingen.

Van Sara Burgerhart zijn tot nu toe drie vertalingen bekend, allemaal verschenen vóór 1836, het jaar van de vierde uitgave in Nederland. Het werk werd in 1787, dus vijf jaar na de Nederlandse publicatie, in het Frans vertaald, twee jaar later verscheen een verkorte Duitse bewerking. De Duitse vertaling van de hele roman volgde in 1796.Naast de vertalingen heeft de roman een tiental nieuwe edities in het Nederlands gekregen. In totaal verschenen meer dan vijftig herdrukken, vier toneelbewerkingen, een hoorspel, een compositie gebaseerd op een liedje dat door een van de personages wordt gezongen. Er had zelfs een filmbewerking van Sara Burgerhart kunnen bestaan, maar de politieke omstandigheden van vlak voor de Tweede Wereldoorlog vereisten een draaiboek voor een toentertijd veel relevanter onderwerp: de mobilisatie

Dit zijn allemaal interessante conclusies die men op grond van artikelen uit oude kranten kan trekken, want een van de hulpmiddelen voor onderzoek naar de verspreidingsgeschiedenis van literatuur is de historische krant. Zo’n onderzoek is een zoektocht op allerlei terreinen: in databases en catalogi van (universiteits)bibliotheken, musea, film- en theaterinstituten, in archieven van gemeenten, in tijdschriften en allerlei gedigitaliseerde bestanden. Het is een breed veld waarop de onderzoeker zich moet bewegen.
Historische kranten fungeren als secundaire bronnen en kunnen als uitgangspunt voor onderzoek dienen. Vele zijn in gedigitaliseerde vorm in de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek te raadplegen. Welke resultaten de zoektocht oplevert hangt vooral af van de creativiteit en de omstandigheden van de mensen, die met de tekst in de loop der eeuwen op een of andere manier in aanraking zijn gekomen.

Een bijzonder moment in het voortleven van het verhaal van Saartje was de al genoemde eerste theateropvoering ervan in 1911. Ruim een jaar van tevoren werd de voorstelling in de Middelburgsche Courant al aangekondigd: een toneelbewerking door mejuffrouw Johanna Pabst, toekomstige echtgenote van Pieter Coninck Westenberg, president van de arrondissementsrechtbank in Amsterdam. Toen de dag van de eerste opvoering naderde, maakten Amsterdamse kranten (Algemeen Handelsblad, De Telegraaf, Het Nieuws van den Dag) het nieuws steeds vaker bekend: Sara Burgerhart was op komst! Ook de Leeuwarder Courant berichtte erover.

Na de première op 8 februari 1911 kreeg de toneelbewerking door de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel in Amsterdam, met Emma Morel in de titelrol, gemengde kritieken. ‘Er gebeurt niet veel in de vier bedrijven, die zoovele episodes te zien geven uit Sara’s leven, en ze hangen vrij losjes aaneen […] maar het moet getuigd worden, dat mej. Pabst den briefstijl met talent heeft gedialogiseerd’, zo staat op de eerste dag na de première in de Nieuwe Rotterdamsche Courant. ‘Stuk en opvoe[r]ing hadden een welverdiend succes.’ Al met al vonden de critici de bewerking geslaagd. Voorstellingen volgden in Rotterdam, Den Haag, Leeuwarden en Haarlem; de roem van het succesvolle stuk verspreidde zich snel over het land. Op 10 mei 1911 vond al de vijftigste voorstelling plaats.

Vijf dagen later kondigde Het Nieuws van den Dag aan dat op 10 juni 1911 de toneelbewerking van Johanna Pabst op het officiële programma van een koninklijk bezoek aan Amsterdam stond. De voorstelling oogstte deze keer alleen maar lof. Na afloop betuigde de koningin ‘haar ingenomenheid met de uitvoering. Toen de hooge bezoekers reeds vertrokken waren, bracht het publiek in de zaal den spelers hulde door luid applaus’, aldus Het Nieuws van den Dag.

Sara Burgerhart veroverde later nog Middelburg, Groningen en Deventer, waar de kranten bijna iedere dag de komende voorstellingen aankondigden. Ook buiten de schouwburg werd het stuk vaak opgevoerd, op kermissen, op een weldadigheidsavond, op Koninginnedag, maar ook ter gelegenheid van andere gebeurtenissen zoals verenigingsfeesten. Zelfs na de honderdste opvoering in Amsterdam op 25 september 1912 stond de zeer succesvolle toneelbewerking nog jarenlang op het programma. Reprises volgden in 1915 en 1920, en het stuk bereikte zelfs Nederlands-Indië. Ook jeugdig publiek raakte geïnspireerd door de bewerkingen. Sara Burgerhart is later meerdere keren opgevoerd door leerlingen en gymnasiale verenigingen. Een succesverhaal dus.

Er valt uiteraard nog veel meer over het voortleven van Sara Burgerhart te vertellen. Dit relaas geeft alvast een eerste indruk van de circulatie van de briefroman van Betje Wolff en Aagje Deken, een van de casusteksten van CODL. Daarnaast kent dit project talrijke parallel lopende onderzoeken, ook over andere teksten.
CODL wil door middel van een website en conferenties de informatie-uitwisseling tussen de deelnemende onderzoekers bevorderen en hen helpen om inzicht te krijgen in elkaars onderzoek. De eerste gelegenheid daarvoor biedt zich op 21 en 22 november 2013 aan op de eerste workshop van het project, die dankzij de gastvrijheid van de Academia Belgica, het Koninklijk Nederlands Instituut in Rome en de Accademia d’Ungheria in Roma verwezenlijkt wordt.
Daarnaast worden er de komende jaren nog twee andere workshops en een aantal mini-workshops in verschillende steden van Europa georganiseerd. Nieuwe deelprojecten volgen, maar ook de circulatie van Sara Burgerhart, of het nu bijvoorbeeld met andere toneelbewerkingen of door middel van vertalingen was, blijft op het programma staan.

 

Katalin Márton, Eötvös Loránd Universiteit (Boedapest), Huygens ING

 

Literatuur
Betje Wolff, Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, ’s Gravenhage: Isaac van Cleef, 1782.
E. Bekker-Wed. Ds. Wolff, A. Deken, Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, ed. P.J. Buijnsters. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1980.
Algemeen Handelsblad, jaargang 84 (1911), jaargang 85 (1912).
De Telegraaf, jaargang 23 (1915).
Het Nieuws van den Dag, jaargang 42 (1911), jaargang 43 (1912).
Leeuwarder Courant, jaargang 99 (1911).
Middelburgsche Courant, jaargang 152 (1909).
Nieuwe Rotterdamsche Courant, jaargang 68 (1911).