Een editie moet een ‘authentieke leeservaring’ bieden, aldus een van de sprekers op het ‘Commentaar!’-symposium. Wiens authentieke leeservaring??

Tijdens de eind oktober 2009 gehouden studiedag ‘Commentaar!’, georganiseerd door het Huygens Instituut, het Vlaamse zusterinstituut CTB en enkele andere instellingen, wilde een van de sprekers, geen editeur overigens, van een editie dat ze een ‘authentieke leeservaring’ zou bieden. Een editie zou de lezer ‘in contact met het verleden’ moeten brengen. Met die laatste wens zou ik het in zijn algemeenheid nog wel eens kunnen zijn, als hij niet zo naar Jomanda en Derek Ogilvie smaakte.

Maar de ‘authentieke leeservaring’? Hoe zou die haar vorm moeten krijgen in een editie? De belangrijkste vraag zou moeten zijn: wiens authentieke leeservaring? Die van de editeur? Die van een lezer van nu? Die van een lezer van toen? Als we ons die laatste eens voor ogen halen, moet het dan, als we, ik roep maar wat, Nooit meer slapen als voorbeeld nemen, iemand zijn die op een ongetwijfeld klamme dag in februari 1966 naar de lokale boekhandelaar snelde om de langverwachte nieuwe roman van Willem Frederik Hermans aan te schaffen en nog diezelfde dag in één adem uit te lezen? Stel dat die lezer het boek vond tegenvallen, wordt het dan een andere editie dan die van een enthousiaste lezer?

En de lezer van nu? Een andere spreker tijdens de studiedag, ook geen editeur, zei: die lezer van nu wil het gevoel hebben dat hij de eerste of de tweede druk van Verzen (1890) van Herman Gorter leest. Juist dit voorbeeld is interessant, want van Verzen (1890) bestaat eigenlijk maar één druk. Gorter herschikte zijn bundels voortdurend: de Verzen van 1890 – er zouden nog meer bundels van Gorter verschijnen die simpel Verzen heetten – werd gedeeltelijk in latere verzamelingen opgenomen en pas in 1977 door Enno Endt in een editie met de oorspronkelijke tekst en in de oorspronkelijke samenstelling gepresenteerd.

De ‘authentieke leeservaring’ van de editeur dan? Wanneer las ik voor het eerst, ik roep maar wat, Nooit meer slapen? Zeker niet in februari 1966, want toen was ik dertien, en het zou bovendien nog jaren duren voordat de eerste exemplaren Zuid-Limburg bereikten. Ik las Nooit meer slapen ergens eind jaren zeventig, denk ik, en mijn exemplaar ging vervolgens mee met neef Gijs, die een halfjaar op de Zuidpool ging werken. Ik stel me voor dat het daar heel toepasselijk onder het ijs verdween; het kwam in elk geval niet meer terug. Het is dus niet meer na te gaan welke van de ongeveer vijftien drukken ik bezat die tot op dat moment verschenen waren. En dat is bij Hermans niet onbelangrijk, want hij veranderde bijna elke druk van zijn boeken. Elke druk van een boek van Hermans is een ander boek, zou je kunnen zeggen. En dus is ook elke authentieke leeservaring van een boek van Hermans anders, zeker voor de editeur, die al deze verschillende drukken moet bekijken om zijn editie te maken.

De authentieke leeservaring van de schrijver zouden we nog kunnen behandelen. Er wordt weleens gezegd: het ideale boek zit in het hoofd van de schrijver op het moment dat hij het naar de uitgever stuurt, en niet in het typoscript of in het digitale bestand. Elke typefout is immers al een afwijking van het ideale product. En dan begint de productie van dat product: een redacteur gaat krassen, een persklaarmaker gaat corrigeren, een zetter gaat zetten, de schrijver gaat in de proeven zaken rechtzetten of wijzigen, druk na druk verschijnt, soms in een nieuw zetsel. Elke versie is anders, en het wordt nooit meer het boek dat de schrijver in zijn hoofd had toen hij op de send-knop drukte. Een tekst heeft vele gedaanten, en zodra een editeur aan de slag gaat zijn het historische documenten die ook als zodanig behandeld moeten worden: kritisch. Een editeur zorgt vervolgens voor teksten in hun historische gedaanten. ‘Authentieke leeservaringen’ – ook leuk, maar een andere tak van sport.