


Abonneer op RSS feeds





Tijdens het symposium ‘Commentaar!’ kwam Kees Fens’ mooie uitspraak over de voetnoot als ‘prothese van de geest’ voorbij.
Daar hoort natuurlijk een voetnoot bij, of beter nog, meteen ook een hyperlink:
‘De noot is natuurlijk vaak een prothese van de geest. Men verwijst naar de publicatie van een ander als bron of naar een noot van een ander, maar onderzoekt die bron zelf niet. Men loopt niet op eigen benen. Er is een schitterende afdalende reeks denkbaar: van noot, naar noot van de voorganger, naar noot van de diens voorganger, enzovoort, totdat we bij de bron zijn en die blijkt door de eerste verkeerd of partijdig te zijn gelezen. Aan de juistheid van de noot wordt groot geloof gehecht; wetenschappers lijken elkaar minder te wantrouwen dan je uit andere publicaties zou verwachten. Anderzijds: dat vertrouwen is noodzaak; niet alles kan opnieuw worden gedaan. Kritisch kunnen zijn is soms een luxe.’
Een mooie vergelijking, maar ook een originele gedachte? Daaraan ben ik sinds vandaag gaan twijfelen toen collega Ton van Kalmthout mij kwam vertellen wat Flaubert wel niet van ons interessante commentaar-symposium zou hebben gevonden. Even later overhandigde hij mij het citaat op papier, een soort voetnoot ten bewijze:
‘De zogenaamde verlichte lieden worden inzake de kunst steeds stompzinniger. Wat Kunst precies is, ontgaat hun. Commentaren zijn voor hen belangrijker dan de tekst. Ze hechten meer waarde aan de krukken dan aan de benen.’
Collega Van Kalmthout had eronder genoteerd: ‘Brief Flaubert aan George Sand, 1 jan. 1869, in: Gustave Flaubert, Haat is een deugd. Een keuze uit de correspondentie, samengesteld, vertaald en van een nawoord voorzien door E. Borger. Amsterdam: De Arbeiderspers, [1979] (Privé-domein 56), p. 196.
Aan de juistheid van deze noot valt niet te twijfelen. Wel iets toe te voegen. Op zijn minst, wat mij betreft: ‘Vergelijk ook: Kees Fens, …’
Peter de Bruijn