Juli/augustus 2010: Hoe toepasselijk voor de zomer-aflevering van deze rubriek: het manuscript ontbreekt. Jan Gielkens vertelt hoe dat komt.

Charles B. Timmer (1907-1991), vooral bekend als vertaler uit het Russisch en publicist over Russische literatuur, was veel meer dan dat: hij schreef zelf poëzie en romans, en hij was als zoon van een houthandelaar ook in die sector werkzaam. In 1948 haalde hij zijn vriend Willem Frederik Hermans over om houtcontroleur te worden in Canada en Newfoundland (dat toen nog net geen Canadese provincie was). Hermans hield het vijf maanden uit. Op latere leeftijd ging Timmer nog werken op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. Hij was daar verantwoordelijk voor de publicaties en ook nog tijdelijk adjunct-directeur.

Dat was hij toen ik begin 1978 bij het IISG ging werken. Timmer was toen dus 70, en hij zou nog een paar jaar blijven. Omdat ik al snel in de Instituutsraad van het IISG terechtkwam, kreeg ik met hem te maken, en de jeugd en de ouderdom botsten nogal eens. Ik wond me tijdens vergaderingen altijd op over zijn gezucht, dat ik als afwijzende reactie op mijn meningen interpreteerde. Pas toen ik na een verhuizing een paar kamers bij hem vandaan kwam te zitten begreep ik dat hij altijd zo zuchtte, ook als hij niet vergaderde en alleen op zijn kamer zat, gewoon omdat hij als zeventiger wat minder lucht had.

Wanneer Timmer precies bij het IISG vertrok weet ik niet meer, maar het zal rond 1983 zijn geweest. Het was namelijk niet al te lang nadat ik samen met Ton Naaijkens in 1982 negen gedichten van de Duitse dichter Ernst Meister (1911-1979) had vertaald voor Tirade. Timmer sprak me daar op aan en hij vroeg de originele bundels van Meister te leen, uit belangstelling voor diens mooie gedichten over de dood wellicht, maar misschien ook wel om de vertaling te controleren.

Voor het eerste motief spreekt het feit dat Timmer later in De Tweede Ronde nog enkele indrukwekkende gedichten over het thema dood zou publiceren, voor het tweede zijn controlezucht en correctiedrift. Hij was tenslotte houtcontroleur, vertaler en redacteur. Uit Timmers laatste periode op het IISG herinner ik me het profiel dat hij voor zijn opvolger als hoofd publicaties schreef: het was vele pagina’s lang en vol functie-eisen als de actieve beheersing van een groot aantal talen, waaronder Russisch en Fins, en de passieve kennis van nog vele, vele andere. Aan het profiel, ik zou het graag nog eens lezen, was vermoedelijk alleen door Timmer te voldoen.

Toen Charles Timmer bij het IISG vertrok liet hij een kast vol drukwerk achter, waaruit de collega’s van de Slavische afdeling de eerste keus hadden. Daarna waren anderen aan de beurt. Ik nam een stapeltje Tirades mee en wat ander drukwerk, allemaal met sporen van de voormalige eigenaar (en af en toe ook van de toenmalige directeur van het IISG, Rein van der Leeuw, die, veronderstel ik, nieuw verschenen Tirade-afleveringen te leen kreeg). Van Timmers redactionele jagersoog zijn in de Tirades allerlei sporen te vinden. In het zomernummer van 1977, waarvan weinig bijdragen een redacteur hebben gezien, streept hij bijna alles aan, in nummer 272/273 van januari/februari 1982 in een essay van H.A. Gomperts niets, behalve een behoorlijke stilistische uitglijder. In aflevering 224 van april 1977 onderstreept hij met rode balpen een verkeerde o in Majokovski en zet hij een vraagteken in de marge, in een Majakovski-vertaling in hetzelfde nummer corrigeert hij een drukfout en in het nawoord van de vertaler, Marko Fondse, verandert hij de sterfdatum van Vladimir Majakovski’s collega Sergej Jessenin van 27 in 28 december. Timmer was graag precies.

Maar niet alleen drukfouten streepte Timmer aan, ook denkfouten. Vier van de tien Tirade-afleveringen die ik indertijd meenam zijn uit 1982, en dat was nou juist het jaar dat Jacques Hamelink en Floris Cohen nieuw in de redactie kwamen naast Herman Verhaar. Uitgever Geert van Oorschot, de ‘tiran van Tirade’ (zo heet een artikel van Ad Fransen in het Van Oorschot-nummer van Zacht Lawijd uit 2005), had zich in 1981 teruggetrokken. In de eerste aflevering onder het nieuwe regime, het al genoemde nr. 272/273, krast Timmer heftig in het programmatische ‘Aan de lezer’ van Verhaar.

‘Russische notities’ heette Charles Timmers vaste rubriek in Tirade sinds 1963 (als ik het goed zie in de onoverzichtelijke Tirade-monografie van Ton Velthuysen uit 1986). Het leuke van de Tirades uit Timmers bezit die nu in mijn kast staan is dat die rubriek overal ontbreekt. Niet omdat ze toevallig niet in mijn afleveringen stond, maar omdat Timmer uit alle nummers zijn bijdragen heeft verwijderd. Voor zijn persoonlijke archief, of om uit te delen. En zo liet Timmer, behalve zijn vele vertalingen, niet alleen herinneringen bij een collega en leessporen na, maar ook soms omvangrijke leegtes.

Jan Gielkens