Het meest recente nummer van Genesis biedt een overzichtelijke staalkaart van de ontwikkelingen binnen de Franse critique génétique.

Avant-texte

In 1968 werd de nalatenschap van Heinrich Heine door de Franse Nationale Bibliotheek aangekocht. Onder leiding van Louis Hay werd een onderzoeksgroep opgericht om deze en andere nalatenschappen – zoals die van Proust en Zola – te bestuderen. In het structuralisme, het toen heersende paradigma, was evenwel geen methode voorhanden om het schrijfproces, als diachrone handeling, te bestuderen. Een eigen theorie moest ontwikkeld worden en daarvoor gingen de Franse onderzoekers in eerste instantie te rade bij de Duitse Editionswissenschaft. Al gauw echter merkten ze dat de Duitse opvatting over het bestuderen van de genese, namelijk het opzoeken van de varianten ten opzichte van de basistekst om een exhaustief apparaat samen te stellen, niet voldeed.

De groep wetenschappers rond Louis Hay beoogden immers niet het samenstellen van een historisch-kritische editie, maar wilden zich concentreren op het schrijfproces an sich. Dat proces vonden ze terug in wat ze later de avant-texte noemden, namelijk alles wat zich voor de gepubliceerde versie van een werk bevond. Onderzoek van die avant-texte en naar de genese van een werk hield voor hen in dat van alle genetisch interessante documenten reproducties en nauwkeurige bibliografische omschrijvingen werden voorzien waaraan vervolgens een theorievorming over de ontstaansgeschiedenis van een werk werd gekoppeld. Van Hay zelf kreeg de studie van deze avant-texte de naam critique génétique.

In 1976 werd deze onderzoekstraditie geïnstitutionaliseerd in het ‘Centre d’Analyse des Manuscrits’, dat in 1982 de naam ‘Institut des Textes et Manuscrits Modernes’ kreeg, afgekort als ITEM, en gevestigd werd in Parijs. Gaandeweg werd het instituut uitgebreid met het ‘Centre national de la recherche scientifique’ (CNRS), zodat op dit moment het instituut officieel als ITEM-CNRS door het leven gaat.

Het voornaamste doel van het instituut is ‘de réunir les traces matérielles des processus de création littéraire (carnets d’écrivain, brouillons, épreuves corrigées…), de les mettre en relation les unes avec les autres et avec les oeuvres auxquelles ces processus ont abouti et notamment de les ordonner en une suite chronologique qui reflète les étapes de l’élaboration textuelle’. (www.item.ens.fr)

Genesis

In de jaren negentig van de vorige eeuw werd duidelijk dat het instituut een representatief tijdschrift nodig had waarin onder andere de bevindingen van de onderzoeksgroep konden worden gepubliceerd. Almuth Grésillon, in 1983 gepromoveerd met een genetische studie van het werk van Heine, trad op als wegbereider en kon in 1992 het eerste nummer van Genesis. Manuscrits. Recherche. Invention voorstellen. De bedoeling was om het publiek hoogstaande wetenschappelijke artikelen in een kwaliteitsvolle vormgeving aan te bieden. Per jaargang verschenen ongeveer twee nummers en onlangs werd het dertigste nummer gepubliceerd, weliswaar voor het eerst bij Presses de l’université Paris-Sorbonne (PUPS).

Dat nummer kreeg als ondertitel ‘Théorie: état des lieux’ mee en is opgedragen aan Almuth Grésillon die zich jarenlang voor het tijdschrift heeft ingezet. In dit nummer wordt, zoals de ondertitel suggereert, een stand van zaken gepresenteerd binnen de editietheorie. Naast de critique génétique die uiteraard het vaakst en het meest uitgebreid aan bod komt, is er ook aandacht voor de Duitse en de Angelsaksische editiewetenschap in bijdragen van Hans Walter Gabler en Peter Shillingsburg en Paul Eggert.

Net zoals in vorige nummers van Genesis, zijn de bijdragen ook in dit nummer onderverdeeld in zes afdelingen: ‘entours de la critique génétique: dialogues’ (in deze afdeling worden opvattingen uit andere disciplines geconfronteerd met de critique génétique), ‘enjeux’ (waarin belangrijke begrippen uit de critique génétique ter discussie staan), ‘questions’ (waarin vragen worden gesteld over de discipline), ‘entretiens’ (waarin onderzoekers in dialoog gaan met het werk van de voorgangers om zo de ontwikkelingen binnen de discipline bloot te leggen), ‘inédit’ (waarin een tot nog toe ongepubliceerd handschrift wordt gepresenteerd) en ‘bibliographie’ (waarin artikelen, boeken, enzovoort worden opgelijst die de afgelopen tijd op het gebied van de critique génétique werden gepubliceerd).

État des lieux

In de eerste afdeling ‘Dialogues’ wordt in dit nummer vooral de filologie geconfronteerd met de critique génétique (in korte bijdragen van onder meer Michel Espagne, Daniel Ferrer en Cesare Segre). Teneur van deze bijdragen is dat het werk van genetici wel lijkt op het werk van filologen – waarmee editeurs worden bedoeld die in de Duitse traditie werken – maar dat hun perspectieven fundamenteel anders zijn. In de filologie doet men aan tekstkritiek om de authenticiteit van een tekst vast te leggen, zodat een basistekst kan worden gekozen. Genetici, daarentegen, zijn geïnteresseerd in het hele ontstaansproces van een werk en hebben niet als doel de tekst te zuiveren van corrupties.

Iets omvangrijkere bijdragen komen aan bod in de tweede afdeling, ‘enjeux’, en zijn van Henri Mitterand, Anne Herschberg Pierrot, Daniel Ferrer, Jean-Louis Lebrave, Dirk van Hulle en Pierre-Marc de Biasi. Deze bijdragen zijn weliswaar in het Frans, maar worden telkens vergezeld van een korte samenvatting in onder andere het Duits, Engels, Italiaans en Spaans (een samenvatting in het Nederlands ontbreekt!). Dirk van Hulle, lid van het ‘Centre for Manuscripts Genetics’ van de Universiteit Antwerpen, zoekt bijvoorbeeld in zijn bijdrage ‘Espèces d’origine: Darwin et la métaphore biologique dans la critique génétique’ aan de hand van Darwins eerste potloodschets van On the origin of species naar een manier om genetische en literaire kritiek dichter bij elkaar te brengen.

In de afdeling ‘Questions’ wordt door verschillende onderzoekers, zoals Olivier Lumbroso, Philippe Artières, Nicolas Cavailles, Sabine Pétillon, Cecilia Salles en Philippe Willemart, vooral de vraag gesteld naar de functie die andere disciplines kunnen vervullen in de studie van handschriften. Pétillon heeft het bijvoorbeeld over de cognitieve psychologie en hoe die zou kunnen helpen om het schrijfproces beter te leren begrijpen. In ‘entretiens’ gaat Pierre Boulez in dialoog met componist en dirigent Dominique Jameux over het schrijfproces van muziek en heeft Jean-Louis Lebrave een gesprek met de filosoof Claude Debru. Ook voor de epistemologie blijkt onderzoek in wetenschappelijke archieven fundamenteel.

Tot slot wordt net voor de ‘Bibliographie’ ook een handschrift aangeboden, zowel in een diplomatische transcriptie als in kleurenscans van het origineel. Ditmaal is het de beurt aan het opstel ‘Phrase – Modernité’ van Roland Barthes. Het handschrift bestaat uit veeleer losse invallen van Barthes die hij naar aanleiding van een voordracht over de moderniteit verzamelde. Uit die handschriften valt duidelijk op te maken dat Barthes zijn notities aanpaste naargelang het soort publiek dat hij voor zich had.

Uit ervaring weet ik inmiddels dat dit tijdschrift omwille van zijn formaat en gewicht niet zo reisbestendig is en bovendien glanst het papier in het licht, wat het lezen niet vergemakkelijkt. Desondanks maakt de interessante inhoud – zeker dit nummer biedt een overzichtelijke staalkaart van de ontwikkelingen binnen de critique génétique – en mooie vormgeving veel goed.

Charlotte Cailliau

Genesis. Revue internationale de critique génetique 30 (2010), speciaal nummer: Théorie: état des lieux. | ISSN 1167 5101 | ISBN 2 85893 697 3 | 296 paginas

Meer lezen over critique génétique:
Dirk van Hulle, Textual Awareness. A Genetic Study of  Late Manuscripts by Joyce, Proust, and Mann. Michigan, 2004.
Geert Lernout, ‘Critique génétique’ und Philologie’. In: Text und Edition. Positionen und Perspektiven, R. Nutt-Kofoth, Bodo Plachta, H.T.M. van Vliet en Hermann Zwerschina (Hrsgs.), Berlin, 2000, 121-142.
Centre for Manuscripts Genetics (via www.ua.ac.be)
Website ITEM (www.item.ens.fr)
Website CNRS (www.cnrs.fr)