Bas Heijne recenseerde in NRC Handelsblad van 21 juni 2013 de net verschenen editie Louis Couperus, De correspondentie. Omdat ik deze uitgave ook wilde bespreken las ik de recensie van Heijne met belangstelling. Hij noemt de door Dick van Vliet bezorgde editie een ‘tot in de puntjes voorbeeldig bezorgde correspondentie’. En dat is het ook. Mocht ik mijn recensie nog schrijven, dan zal mijn conclusie zijn dat dit een in alle opzichten geslaagde wetenschappelijke en toch toegankelijke editie is zoals ze veel te weinig worden gemaakt. Betrouwbare weergave van de brieven, deskundig commentaar, zinnige annotatie, goede registers, mooi uitgegeven – wat wil een mens nog meer? Een digitale versie zal menigeen zeggen, maar voorlopig zijn de mogelijkheden om goede digitale edities van briefwisselingen te maken nog beperkt en alleen met veel tijd en geld te realiseren. Tegenwoordig is er meteen de roep om brieven en andere documenten maar op het web te gooien, maar daarmee heb je natuurlijk nog geen editie: een gecontroleerd en volgens bepaalde wetenschappelijke regels samengestelde en verantwoorde verzameling van historische documenten. Er is een e-boek van deze uitgave overigens, maar ook dat staat niet gelijk aan een digitale editie.

vliet-couperus-2013

Terug naar Heijne, wiens ‘tot in de puntjes voorbeeldig’-opmerking een frase blijkt. Dat zien we aan het eind van de eerste alinea van de bespreking. Daar citeert Heijne uit een brief van Couperus. Na het citaat staat tussen haakjes: ‘spelling aangepast, BH’. Tegenwoordig moet je op zo’n moment ‘WTF!’ roepen. Couperus deed het beschaafder: hij liet een van zijn romanfiguren het woord ‘lariflang’ gebruiken. Alle wetenschappelijke energie die Van Vliet in een correcte weergave van de brieven in hun oorspronkelijke spelling heeft gestopt wordt met die twee woorden tussen haakjes van een journalist voor overbodig verklaard. Stel je toch eens voor dat de NRC dat bij de opening van het verbouwde Rijksmuseum ook had gedaan: schrijven dat de verbouwing voorbeeldig was en vervolgens geretoucheerde foto’s van de nieuwe zalen laten zien?

Rijks

Het nieuwe Rijksmuseum

Het komt vaker voor, die journalistieke drang om aan teksten te frunniken. Ik liet al eerder zien dat Carel Peeters niet te beroerd was om in een bespreking van de website www.mennoterbraak.nl al citerend van twee Ter Braak-zinnen uit een brief er drie te maken. Bij Ter Braak staat: ‘Ik ben een buitengewoon probleemloos mensch altijd geweest en gebleven. Ik wandel eigenlijk maar door mijn geestelijk bestaan als door een tuin.’ Bij Peeters werd dat: ‘Ik ben een buitengewoon probleemloos mensch. Altijd geweest en gebleven. Ik wandel eigenlijk maar door mijn geestelijk bestaan als door een tuin.’ De spelling bleef hier onaangetast, maar in een ander citaat niet – want waarom zou je consequent zijn. Peeters maakt ons wijs (want hij citeert!) dat Ter Braak dit opschreef: ‘Het spreken is de prostitutie van de intellectueel, met geldelijke voordelen, het kortstondige genoegen (heel soms) en de veelvuldige katers van genoemd bedrijf. Ditmaal had er ik wel plezier in.’ Maar er staat volgens www.mennoterbraak.nl (en dat is goed te controleren aan de afbeelding van de brief daar): ‘Het spreken is de prostitutie van den intellectueel, met de geldelijke voordeelen, het kortstondige genoegen (heel soms) en de veelvuldige katers van genoemd bedrijf. Ditmaal had ik er wel pleizier in.’ – Lariflang dus.

Helaas doen niet alleen journalisten op deze manier regelmatig het werk van de wetenschap teniet, ook editeurs of wie daarvoor willen doorgaan zijn de citerende journalisten voor en slaan de wetenschap zelf alvast over. Onder het toeziend oog van dr. Annejet van der Zijl verscheen een paar jaar geleden Liefs van Annie. De mooiste brieven van Annie M.G. Schmidt. Daarin was, zoals de verantwoording meldde, ‘[g]ekozen […] de brieven aan de huidige spelling aan te passen.’ Wat betekende dat in dit geval? Schmidt schreef (en ook dat weten we omdat de betreffende brief wordt afgebeeld): ‘Als jullie met de trein komen, zal Dick je met de Citroen komen afhalen. Als je met de helicopter komt ook. Komen jullie dus Zaterdag? Daar rekenen we op, tenzij jullie het te lang vindt en bang bent dat je Zondagmorgen al tegen het plafond vliegt van ellende en verveling.’ Het wordt: ‘Als jullie met de trein komen, zal Dick je met de Citroën komen afhalen. Als je met de helikopter komt ook. Komen jullie dus zaterdag? Daar rekenen we op, tenzij jullie het te lang vinden en bang zijn dat je zondagmorgen al tegen het plafond vliegen van ellende en verveling.’ Forse, niet editerende maar redigerende, moderniserende en zelfs humor eliminerende ingrepen dus, en nog slordig ook, want dat ‘je’ in combinatie met ‘vliegen’ staat er echt. Ter verantwoording van het redigeerwerk meldt de Schmidt-uitgave vrolijk: ‘In de tekst is zo min mogelijk ingegrepen’, met een nadere toelichting van dat ‘zo min mogelijk’: ‘De opmaak is geüniformeerd, de interpunctie is gecorrigeerd en aangevuld waar nodig (bijvoorbeeld bij het ontbreken van een punt aan het eind van een zin, en het toevoegen van komma’s). De alinea-indeling is zoveel mogelijk gehandhaafd. Schrijf- en typefouten zijn verbeterd, evidente spelfouten zijn gecorrigeerd. De spelling van namen is gelijkgetrokken.’ Resultaat: ernstig verminkte Annie-brieven. Erger nog dan lariflang.

Heijne

Bas Heijne

De vraag is: waarom doe je dat, dat verminken van historische bronnen? Vermoedelijk met het rare idee dat zo’n tekst begrijpelijker wordt voor de ‘gewone’ lezer, die vast niet snapt wat Schmidt bedoelt met ‘helicopter’ of Couperus met ‘mensch’ of ‘heele’ of ‘zoo’, want in die sfeer zitten de ‘aanpassingen’ van Heijne. Bij Couperus staan deze zinnen: ‘Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje melancholiek nu en dan: ze kan tot niets komen, ook niet tot brieven-schrijven. Ik had gaarne gehad, dat ze je arme vrouw eens geschreven had, vooral omdat wij beiden zoo zéer met jullie te doen hebben, maar zij kan er niet toe komen. Ach, beste kerel, ieder heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreugde en zon, als in Dionyzos!’ Heijne verandert ‘zoo-zoo’ in ‘zo-zo’ en ‘zoo zéer’ in ‘zo zeer’ – en dan laat hij ook nog het uitroepteken weg. Lariflang dus, dat ‘aanpassen’. Het denkbeeldige gemak van een denkbeeldige lezer wordt belangrijker geacht dan het respect voor het werk van de editeur en – veel belangrijker nog – voor dat van de schrijver.

Jan Gielkens, Huygens ING

Louis Couperus, De correspondentie. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2013, 2 delen in cassette, 977+469 p., € 59,50, e-book € 29,90

Een reactie op “Lariflang”

  1. PB says:

    “Hij noemt de door Dick van Vliet bezorgde editie een ‘tot in de puntjes voorbeeldig bezorgde correspondentie’. En dat is het ook.” De uitgave bevat anders tientallen fouten; twee voorbeelden: ooit gehoord van Jean Lorraine [=Jean Lorrain]? En volgens mij overleed de dichter P.C. Boutens in 1943 en niet in 1953. PB