Op 27 oktober j.l. vond in de Koninklijke Bibliotheek het Vlaams-Nederlands Symposium Teksteditie plaats.  Anders dan de naam doet vermoeden is het symposium niet alleen interessant voor een select groepje editeurs. Een verslag van Elli Bleeker.

Ieder jaar kiest de organisatie van het symposium voor een thema dat niet alleen editiewetenschappers maar ook geïnteresseerden uit andere disciplines aanspreekt. Zo was het thema van 2010 het bewaren en toegankelijk maken van literair erfgoed, en dit jaar stond in het teken van ‘de verbeelding van het verleden’. Wederom een breed onderwerp, dat op verschillende manieren kan worden benaderd.

De meeste geesteswetenschappers houden zich immers in meer of mindere mate bezig met het overdragen van historische feiten. Hierbij gaat het vaak om een wisselwerking tussen letterkunde, teksteditie en geschiedenis. Het was dan ook geen toeval dat dit thema mooi aansloot bij de fusie tussen het Huygens Instituut en het Instituut voor de Nederlandse Geschiedenis (ING) van begin dit jaar.

Kruisbestuiving

Henk Wals, directeur van het nieuwe Huygens ING, refereerde in zijn openingswoord aan de meerwaarde van een samenwerking tussen de letter- en geschiedkunde. Beide disciplines hebben hun oorsprong in de filologie, maar zijn in de loop der eeuwen uit elkaar gegroeid. Dit terwijl letterkundigen en historici bij hun werk met (historische) bronnen dezelfde vraagstukken tegenkomen en van elkaar kennis kunnen profiteren. Bij het Huygens ING wordt deze klassieke kruisbestuiving aangevuld met moderne digitale technieken.

De digitale editie van de brieven van Van Gogh is een mooi voorbeeld van de vruchtbare combinatie van letterkunde, geschiedkunde en informatica en wordt vaak gebruikt om aan de ‘buitenwereld’ in enkele zinnen uit te leggen waar het Huygens ING toe in staat is. Dit project is onmiskenbaar illustratief, maar tevens slechts één van de vele uitkomsten die een interdisciplinaire samenwerking kan hebben. Een jaarlijks symposium, waar verschillende kleinere projecten onder de aandacht worden gebracht, is een goede manier om andere kanten van een dergelijke samenwerking te belichten. Op deze manier wordt ook duidelijk dat op het oog uiteenlopende (onderzoeks-)projecten vaak een gemeenschappelijke deler hebben.

De diversiteit van de onderwerpen die op dit symposium werden behandeld, variërend van controversiële moderne kunstenaars tot concurrerende toneelgezelschappen in de zestiende eeuw, toonde deze reikwijdte van literair-historisch onderzoek. Voor onderzoekers, gewend om zich soms jarenlang op één persoon of onderwerp te concentreren, was het prettig even herinnerd te worden aan een breder perspectief. Voor de aanwezigen die veronderstelden dat literair-historische vraagstukken slechts in stoffige instituten onderzocht worden, werd duidelijk dat deze ook voorkomen in de dagelijkse praktijk van schrijvers als Annejet van der Zijl en Stefan Brijs. Beide auteurs vertelden uitgebreid over hun omgang met historische gegevens in hun werk, wat aanleiding gaf tot een levendige discussie.

De Ystroom en Spelen van Sinne

Gastheer van de dag was Jos Biemans, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Biemans benadrukte de rode lijn van het symposium: alle aanwezigen koesteren een affiniteit voor het verleden en maken, ieder op hun eigen manier, historische bronnen beschikbaar voor deze en toekomstige generaties. Hoewel editeurs van literaire teksten vaak andere keuzes maken dan hun collega’s die met historische documenten werken, toch zijn beiden gericht op het zo volledig mogelijk verbeelden van het verleden. Biemans sprak de hoop uit dat een nadere kennismaking tussen historici en letterkundigen kan leiden tot nieuwe inzichten in het editeren van woord en beeld.

Met de lezing van Jan Bloemendal ging het symposium officieel van start. Hij sprak over de zeventiende-eeuwse epische gedichten in de Ystroom, geschreven door Vondel-navolger Johannes Antonides van der Goes. Ten tijde van het schrijven van dit werk, dat stamt uit de nadagen van de Republiek, was de Hollandse zeemacht op z’n retour. Om genregetrouw de heldendaden van de zeelieden te prijzen zette Van der Goes flink wat verbeelding in. Hij maakt gebruik van beeldspraak en beeldende uitwijdingen. Ook past hij zintuiglijke beschrijvingen toe, roept de lezer op om mee te leven door kreten als “hoort nu eens!” en “kijk daar!”.

De emoties die deze levendige beeldspraak oproept hadden tot doel om de lezer (of toehoorder) meer bij de tekst te betrekken. Mieke Lelyveld nam de proef op de som door enkele strofen van de Ystroom voor te dragen. Hoewel Bloemendal de aanwezigen op het hart drukte met de ogen dicht de ‘verbeelding’ in de gedichten te ervaren en niet op de meegebrachte hand-outs te spieken, klonk er bij aanvang van haar voordracht nog verdacht veel geritsel. Desondanks wist Lelyveld deze oude, beeldende tekst weer volop nieuw leven in te blazen.

Bij het Huygens ING werkt Bloemendal aan een nieuwe, digitale editie van de Ystroom. In deze webeditie worden alle vroegere edities naast elkaar gepresenteerd, compleet met annotaties, een facsimile, vertaling en transcriptie. Bijzonder is dat er ook een luisterversie van de tekst wordt aangeboden. Op die manier is het plaatje compleet.

Na de lezing van Jan Bloemendal nam Ruud Ryckaert de toehoorders nog een eeuw verder terug in de tijd. Hij sprak uitgebreid en vol enthousiasme over zijn onderzoek naar de Antwerpse spelen van 1561, een groots evenement waarbij veertien Brabantse Rederijkerskamers streden om een felbegeerde wisselbekertrofee: het Antwerps Landjuweel. Deze gezelschappen toonden hun literaire ambities op zeer beeldende wijze. Zo was hun intrede in de stad een 12 uur durend visueel spektakel. Verder waren er Blazoenpresentaties, tableaux vivants, korte toneelstukjes, straat- en dansliedjes, gravures vol symboliek en rebuspamfletten. Tot slot vonden er de Spelen van Sinne plaats, waarbij de deelnemers middels een toneelstuk antwoord gaven op een vooraf gestelde vraag.

In 1562 gaf de Antwerpse drukker Willem Sylvius de teksten van de Spelen van Sinne uit. Met achttien spelen, 105 teksten en vijf verschillende tekstsoorten is dit een belangrijke verzameling teksten van de deelnemende Rederijkerskamers. Op 7 december 2011 presenteert Ryckaert een nieuwe editie van dit werk onder de titel van ‘De Antwerpse spelen van 1561’. De oorspronkelijke teksten zijn voorzien van een inleiding, annotaties en een viervoudig register.

Vlak voor de lunch gaf Jos Biemans een korte inleiding op de expositie ‘Machtige & Mooie Middeleeuwen’, die nog tot 8 januari 2012 te zien is in de Koninklijke Bibliotheek.  Hoewel er beperkte tijd was om de expositie te bezichtigen, waren de prachtig geïllustreerde handschriften een haastige lunch meer dan waard.

Literaire non-fictie

Na de lunch was de beurt aan Annejet van der Zijl, auteur van onder meer Sonny Boy en vorig jaar gepromoveerd op het boek Bernhard, een verborgen geschiedenis. In de vier boeken die van haar hand verschenen (Jagtlust, Anna, Sonny Boy en Bernhard) zijn historische feiten verwerkt tot een verhaal. Het werk van Van der Zijl valt onder de noemer ‘literaire non-fictie’ en is een mooi voorbeeld van de vraag waar de grenzen van de letter- en geschiedkunde ophouden en de literatuur begint. In haar eigen woorden: haar werk balanceert op het snijvlak van de wetenschap en de literatuur.

Van der Zijl stelt tijdens het schrijven geen last te hebben van dit spanningsveld. Ongeacht haar objectief schrijft ze altijd op dezelfde manier. Hoewel haar boeken hierdoor misschien niet wetenschappelijk ogen, zijn ze wel onderbouwd met gedegen wetenschappelijk onderzoek. Het thema verbeelding speelt een grote rol in zowel haar werk als haar werkwijze. Zelfs als ze over haar werk praat doet Van der Zijl dat op beeldende wijze. Zo vergelijkt ze haar boeken graag met een tapijt, waarin losse draadjes (lees: historische feiten) tot een mooi geheel worden geweven.

Door gebruik te maken van haar verbeelding probeert ze zich in te leven in ogenschijnlijk dode feiten en deze nieuw leven in te blazen, zonder dat ze hun historische waarde verliezen. Om die verbeelding kracht bij te zetten treedt ze in de voetsporen van haar onderwerp. Hiervoor laat ze zich inschepen naar Zuid-Amerika, zoals haar hoofdpersoon uit Sonny Boy, of dwaalt door de gangen van het oude gymnasium van prins Bernhard.

De Vlaamse auteur Stefan Brijs vertelde vervolgens over zijn laatste boek Post voor mevrouw Bromley, een historische roman over de Eerste Wereldoorlog. In dit werk speelt Brijs met de wisselwerking tussen feit en fictie. De historische feiten zijn leidend, niet in de laatste plaats door het onderwerp. Hieromheen spint Brijs een fictief verhaal.

De werkelijkheid fungeert als ijkpunt waar hij zijn verbeelding op los kan laten. Hoewel hij zich het liefst zou beperken tot feiten alleen, worden fictieve personages ingezet om het verhaal meer leven te geven. Bij het schrijven baseert Brijs zich op historische bronnen en wetenschappelijke literatuur. Want, zo stelt hij, als de feiten kloppen en controleerbaar zijn, voelt de lezer zich meer betrokken bij het verhaal.

De geschetste werkwijze van beide auteurs was aanleiding voor verschillende vragen uit de zaal. Op de vraag hoe ze tegenover het schrijven van pure fictie staan, geven ze aan het liefst non-fictie te schrijven. ‘Historische feiten zijn soms zo mooi in hun eenvoud,’ aldus Van der Zijl. Minder eenvoudig wordt het als feiten elkaar ogenschijnlijk tegenspreken. Bij bronnen als ooggetuigenverslagen ligt de waarheid bijvoorbeeld vaak in het midden. Maar ook die tegenspraak kan worden opgevat als een feit. Van der Zijl probeert in zulke gevallen ‘met lenige pen’ deze tegenstelling te beschrijven om beide bronnen recht aan te doen.

Een andere vraag aan de schrijvers was of zij de verschillende (klad)versies van hun werk bewaren (om eraan toe te voegen dat daar in dit gezelschap van editeurs/onderzoekers zeker interesse voor zou bestaan). Brijs werkt als moderne auteur echter volledig met digitale bestanden, waardoor onderzoek naar de genese van zijn teksten nauwelijks mogelijk zal zijn. Van der Zijl geeft aan nog voor een deel op papier te werken en bewaart daarnaast al haar onderzoeksmateriaal in archiefdozen. Ze is reeds in overleg met het Letterkundig Museum over het bewaren van haar werk.

Geschiedwetenschap op z’n Boontjes
Later op de dag sprak literatuurwetenschapper Trudie Favié over haar onderzoek naar het werk van moderne kunstenaar Armando. Deze homo universalis was politiek en maatschappelijk betrokken en maakte provocerende kunst, waarin zware onderwerpen als schuld en de Tweede Wereldoorlog een rol speelden. Een ander terugkerend thema was de suggestie dat hij zelf een moord had gepleegd, maar dit kon nooit worden bewezen. Zijn werk is namelijk volledig gespeend van data, persoonsnamen of referenties naar (historische) feiten. Wel zit het vol symboliek, beeldspraak en verwijzingen naar geweld, die alleen te begrijpen zijn met kennis van het leven van de auteur zelf.

De afsluiting van het symposium was aan Kris Humbeeck en Brit Kennis van het Antwerpse Louis Paul Boon-documentatiecentrum. Zij werken aan de gestage publicatie van 24 delen Verzameld Werk van Boon.  In hun lezing gaan ze in De aftocht der Geuzen, door Boon zelf bestempeld als zijn laatste boek en de kroon op zijn werk. Het werk begon als historische roman in dialoog met De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience. Bij het herschrijven wist Boon de historische werkelijkheid echter behoorlijk naar zijn hand te zetten.

Van alle besproken auteurs van deze dag had Boon dan ook de meest eigenzinnige opvatting van het begrip ‘verbeelding’. Een historische gebeurtenis diende als uitgangspunt voor zijn  verhaal, waarna hij zijn verbeelding de vrije loop liet. Ondanks zijn motto ‘de geschiedenis geeft mij meer dan de verbeelding’, was hij minder kritisch in het gebruik van historische feiten. Boon construeerde het verleden louter om het heden te verklaren. Zo werd in De aftocht der Geuzen de geuzenstrijd van de bende van Jan de Lichte de verzegeling van het lot van alle toekomstige Vlaamse opstanden. Dit spel met feit en fictie noemde hij niet zonder trots ‘Geschiedwetenschap op z’n Boontjes’.

Aan het eind van het symposium werd de Vlaams-Nederlandse Prijs voor Teksteditie uitgereikt. Dit jaar ging de prijs naar Margriet Fokken voor haar Masterscriptie ‘Dutch interests and South Asian lives. South Asian men and women in the Suriname colonial reports between 1873-1917’. De jury prees haar werk vanwege de ‘innoverende visie’ op een interessant onderwerp en de ‘kritische zin’ van de auteur. Daarnaast werd de bachelorscriptie van Steffi Coolkens (KU Leuven) – een editie van de briefwisseling Streuvels-Vriamont – bekroond met de apart ingestelde Aanmoedigingsprijs. Coolkens ging met een boekenpakket ter waarde van 500 euro naar huis.

Na de lunch vertelden Annejet van der Zijl en Stefan Brijs over de rol van ‘verbeelding’ bij het schrijven van literaire non-fictie (zoals Sonny Boy) respectievelijk een historische roman (zoals Post voor mevrouw Bromley). Hoe beeldend of spannend kun je de geschiedenis maken zonder de feiten uit het oog te verliezen of geweld aan te doen? Na afloop ontstond tussen beide auteurs een interessante gedachtenwisseling naar aanleiding van de vragen uit de zaal.

Later op de middag vertelde literatuurwetenschapper Trudie Favié over haar onderzoek naar homo universalis Armando, in wiens werk verbeelding een grote rol speelt. Tot slot sprak Kris Humbeeck over Louis Paul Boons eigenzinnige invulling van het genre van de historische roman. In tegenstelling tot Van der Zijl of  Brijs gebruikte Boon de historische feiten zoals ze hem uitkwamen en hij noemde dat niet zonder trots ‘Geschiedwetenschap op z’n Boontjes’.

Aan het eind van het symposium werd de Vlaams-Nederlandse Prijs voor Teksteditie uitgereikt. Dit jaar ging de prijs naar Margriet Fokken voor haar Masterscriptie ‘Dutch interests and South Asian lives. South Asian men and women in the Suriname colonial reports between 1873-1917’. De jury prees haar werk vanwege de ‘innoverende visie’ op een interessant onderwerp en de ‘kritische zin’ van de auteur (zie ook dit bericht).

Het Vlaams-Nederlands Symposium Teksteditie werd dit jaar georganiseerd door het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (KNAW), het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (KANTL) en de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag) en financieel ondersteund door het Amsterdams Centrum voor de Studie van de Gouden Eeuw (UvA).

Elli Bleeker